De schrijfster, zelf kleuterleidster, betoogt dat wiskundig denken begint met concrete ervaringen. Jonge kinderen ontdekken de wiskunde door dingen aan te raken, door zich te bewegen, te proeven, te horen, te zien en te creeren. Door veel over wiskundige dingen uit de dagelijkse omgeving te praten, ontwikkelen kinderen abstract begrip. Na deze inleiding volgen hoofdstukken over sorteren en classificeren; patronen; getallen; ruimte en geonometrie; wegen, meten en vergelijken; grafische voorstellingen en statistiek. Daarin staan heel veel voorbeelden van wiskunde in het dagelijks leven, opdrachten die jonge kinderen helpen wiskundig te leren denken en spelletjes. In soms paginagrote kleurenfoto’s zijn kleuters te zien die bezig zijn met de opdrachten. Ook is een projectbeschrijving over groente en fruit opgenomen en wordt ingegaan op het samenwerken met ouders.
