“Hoe krijg je ze aan de slag?” Welke docent worstelt soms niet met deze vraag? Leerlingen werken in de les omdat er een waarde voor hen is om aan de slag te gaan, er is een (soms externe, soms interne) drive om taken aan te gaan. Dat wordt vooral beter als er zicht is op een (gerede) kans van slagen (verwachting). Het product van waarde en verwachting bepaalt de inzet. Daarbij zijn zaken als sfeer, vertrouwen, je welkom en veilig voelen, relatie met de docent ook van belang om dit werk nog plezieriger te maken. En natuurlijk als de beloningsstermijn kort is, is er meer noodzaak aan de slag te gaan, dan bij een taak die pas over 6 weken ‘af’ hoeft te zijn.
De motivatie van leerlingen is nu eenmaal niet een knopje waaraan je kunt draaien, maar juist de inzet van leerlingen kan door gebruik te maken van activerende didactiek enorm worden beïnvloed. De inzet, de activiteit van leerlingen organiseren is precies dátgene wat docenten kunnen doen om de motivatie van hun leerlingen op te zoeken. Leerlingen komen niet gemotiveerd naar school, maar om er gemotiveerd te raken.
Het vertalen van activerende werkvormen naar de vakles is en goed aanknopingspunt voor het zoeken naar verbetering in de lespraktijk van elke dag. Elke docent kan de werkvormen naar zijn hand zetten opdat het beter past bij het vak (de leerstof), de leerling populatie en zichzelf.
Tijdens de startdag komen een aantal thema’s aan de orde, met de bedoeling iedere docent een aanbod te bieden waaruit zij kunnen kiezen, met welk thema zij aan de slag willen gaan, omdat dat het beste bij hun leervragen past. Uitgangspunt is één concrete les die ieder voor zichzelf aan het begin van de dag beschrijft. Bij elk thema wordt direct een vertaling gemaakt naar die les: “Hoe zou het eruit hebben kunnen zien als…”.